Alle nieuws

Basishouding voor een positief leefklimaat in residentiële jeugdzorg

Bestaan er kant-en-klare antwoorden rond de manier waarop het leefklimaat vorm kan krijgen? Het antwoord luidt: neen. Gelukkig zijn er enkele leidende principes richting een kwaliteitsvolle omgeving en een positief leefklimaat.

Lisa Cardoen is projectverantwoordelijke van de Academische Werkplaats Leefklimaat of AWL. Uit het tweede leertraject positief leefklimaat voor Veilig Verblijf en de Gemeenschapsinstellingen distilleerde ze zeven principes die gangbaar zijn voor (semi-)residentiële jeugdzorg. Die principes doet Lisa voor jou uit de doeken.

Denk verder dan tijd en ruimte

Werken aan een leefklimaat doe je niet enkel als alles goed loopt. Ook en misschien nét wanneer er in de leefgroep sprake is van uitdagende situaties creëer je een positief leefklimaat. In zo'n klimaat zorg je voor sfeer en verbinding én begrens, structureer en reageer je wanneer het mis gaat of dreigt mis te gaan.

Sterker nog: het is niet alleen nodig om te structuren en te begrenzen wanneer het misloopt of dreigt mis te lopen. Het begrenzen en structuren vormt een basisvoorwaarde in het voortdurend werken aan het leefklimaat. In een gezin is er voortdurend begrenzing en structuur aanwezig, zonder dat dit hoeft te impliceren dat het fout loopt.

De term positief leefklimaat zet een richting uit maar dekt de realiteit niet. Zet 24/24, 7/7 in op het leefklimaat. Ook wanneer deze, op dat moment, niet positief is Lisa Cardoen

Een discussie, incident of een interventie sluit een positief leefklimaat dan ook niet uit. Werken aan een leef- (en werk)klimaat doe je met een basishouding die voortdurend aandacht vraagt. Met het oog op cliënten en medewerkers.

Vertrek vanuit een basishouding of basisvisie en ent er concrete acties op vast. Stel steeds opnieuw de vraag: ‘Wat zien en beleven we en hoe kunnen wij hier bewust mee omgaan, rekening houdend met het streven naar een positief leef- en werkklimaat?’

Geen toolkit positief leefklimaat

Er zijn werkzame en hinderende factoren bij het werken aan een open klimaat. Toch mag je werken aan een leefklimaat niet begrijpen als een technisch te implementeren kader of “nieuwe” methodiek. Zo is het nodig om het werken aan een leefklimaat te begrijpen als een dynamisch concept. Medewerkers staan voortdurend bewust stil bij wat zich in de leefgroep voordoet en hoe ze hun handelen hierop afstemmen.

 

Afbeelding
Lisa cardoen met quote:Je streeft naar een basishouding waarbij veiligheid de basis vormt om verder te groeien, zowel voor je cliënt als voor jezelf en je collega’s.”

Zonder pedagogische visie, geen positief leefklimaat

Uit gesprekken met medewerkers en leidinggevenden blijkt dat de term ‘positief leefklimaat’ in een aantal voorzieningen begrepen wordt als een concept waarbij een begeleider geen inspraak, bewegingsvrijheid of beslissingsrecht heeft. Dat enkel de stem van het kind of de jongere telt. Deze perceptie kan leiden tot frustratie en onrust bij medewerkers.

Een duidelijk en breed gedragen organisatievisie zal ertoe leiden dat keuzes met betrekking tot de werking beargumenteerd worden genomen Lisa Cardoen

Belangrijker dan de term ‘positief leefklimaat’ is de vraag: ‘Hoe gaat jouw organisatie bewust om met (on)veiligheid, moeilijke vraagstukken, complexe situaties, incidenten en agressie?’ Maar ook hoe gaan medewerkers, teams, organisaties en sector om met positieve zaken? Geef dit alles een plek in de pedagogische organisatievisie. Investeer er voldoende tijd en energie in.

HET probleem bestaat niet

Floortje Schepers is psychiater en prof van UMC Utrecht. Volgens haar visie (2021) categoriseer je menselijk gedrag best niet in modellen en kaders. Het menselijk gedrag is te ingewikkeld om wetenschappelijk volledig te doorgronden. Zeker wanneer het gedrag afwijkt van een ‘norm’.

Wanneer problemen geclusterd en vervolgens gelabeld worden, schept dit de idee dat we ze ook kunnen oplossen. De gedachtegang ‘What you can see, is all there is’ misleidt. Menselijke eigenschappen zijn veranderlijk, waarbij ze in belangrijke mate beïnvloed worden door de context.

In bepaalde gevallen kunnen deze eigenschappen in interactie met de omgeving (heftig) ontregelen. Volgens van der Helm, Hofte & Wesselius (2022) maakt dit problemen ‘wicked’ (naar) en niet eenduidig ‘oplosbaar’.

Van Wijngaarden ( 2021) stelt dat het belangrijker is om samen de dialoog aan te gaan dan te focussen op modellen en protocollen. Een dialoog waarbij de subjectieve betekenis van verhalen, taal, context, en complexe praktijken centraal staat. Dit houdt maatwerk in, op niveau van iedere cliënt. Gezien de duidelijke interactie tussen gedrag en omgeving, is het volgens Neimeijer (2021) cruciaal dat er een leefklimaat gecreëerd wordt waarbij cliënten, samen met medewerkers, kunnen groeien.

Veiligheid is sterk relationeel

Uit onderzoek en praktijkervaringen weten we dat een goede band tussen begeleiders en jongeren cruciaal is voor het welslagen van het leefklimaat en het individueel hulpverleningstraject.

Wil je werken aan veiligheid? Zorg er voor dat de energie die je steekt in fysieke en infrastructurele veiligheid niet ten koste gaat van een relationele vorm van beveiliging. Creëer vooral een veilige leer- en werkplek waarin je de jongere in staat stelt om de regie en verantwoordelijkheid te nemen over het eigen leven, gedrag en traject. Dit doe je vanuit een participatief kader en rekening houdend met zijn of haar noden en behoeften.

Vertrouwen en vrijheid geven verder invulling aan de term veiligheid, zonder het krampachtig vast te zetten.

 

Afbeelding
jongeren praten met elkaar

 

Zo draag je bij aan een gevoel van ‘belonging’ ofwel het gevoel dat je als mens ergens deel van uitmaakt. Dit vormt een hoeksteen voor de ontwikkeling van kinderen en jongeren tot veerkrachtige mensen. Met bovenstaande elementen schep je een set van veilige personen, plaatsen, handelingen.

Doe dit proactief, creatief en in samenspraak met de jongere. Fysieke of infrastructurele veiligheidsaspecten kunnen tijdelijk wenselijk en noodzakelijk zijn. Een goede en regelmatige individuele risicoanalyse biedt een duidelijk kader waarbinnen jongeren, context en begeleiders zich begeven.

Richt je blik op de buitenwereld

De valkuil bestaat dat de leefgroep te prominent wordt ingezet als setting. Jongeren hebben een individueel plan en traject in de samenleving, vertrekkend vanuit een halfdoorlaatbare leefgroep.

Organiseer je leefgroep halfdoorlaatbaar. Al dan niet na een periode van tijdelijke geslotenheid. Zo’n leefgroep heeft een netwerk rond zich met externe, professionele partners, contextfiguren, vrijetijdsbesteding, onderwijs, …

Met een halfdoorlaatbare leefgroep streef je naar een open systeem op maat en benader je veiligheid vanuit een brede(re) definitie. Lisa Cardoen

Op die manier vermijd je dat de structuur en de controle in de leefgroep toeneemt en het hierdoor een gesloten, repressief systeem wordt.

Investeer in medewerkers

De lat ligt hoog. Van iedere begeleider wordt verwacht dat ze een “duizendpoot” zijn. Ze nemen een sleutelpositie in en geven vorm aan het leefklimaat. Waarbij het leefklimaat volgens Neimeijer (2021) afgestemd wordt op én de specifieke kenmerken, noden en behoeften van de cliënten én de veiligheid van cliënten en hun omgeving.

Het streven naar deze balans maakt het vormgeven van een positief leefklimaat niet eenvoudig. Voortdurend investeren in de kennis en kunde van medewerkers, bewust omgaan met overtuigingen en attitudes en een professionele ethiek realiseren is een must. Bijgevolg hebben begeleiders volgens Neimeijer recht op een kwalitatief goed werkklimaat, met optimale ondersteuning vanuit de organisatie.

Zorg voor een cultuur waarbij cliënten en begeleiders de ruimte krijgen om zaken uit te proberen, te ‘falen’ en opnieuw te proberen Lisa Cardoen
Op die manier creëer je veiligheid voor iedere medewerker in de manier waarop zijn of haar professioneel handelen vorm krijgt. En voorkom je angst en onzekerheid. Op die manier stel je hen in staat om veiligheid en vertrouwen in te zetten en door te geven aan cliënten.

 

 

Lisa Cardoen Maart 2022

 

 

Dit artikel kwam tot stand met ondersteuning van de AWL adviesgroep: Jo Voets, Annelien Coppieters, Ingrid Crabbe, Delphine Levrouw, Eddy Van den hove, Roel Reubens, Franky D’Oosterlink, Stijn Vandevelde, Rudy Roose, Peer van de Helm en Filip De Baets