Omgaan met doelgericht of instrumenteel agressief gedrag. | Icoba

Omgaan met doelgericht of instrumenteel agressief gedrag.

Sommige mensen gebruiken grensoverschrijdend of agressief gedrag om een doel te bereiken. Dit heet instrumentele agressie.
Het is geen emotionele uitbarsting, maar een bewuste keuze. De persoon wil controle krijgen, zijn zin doordrijven of iemand onder druk zetten.

Lees hoe je dit gedrag herkent én ontdek hoe je er rustig, duidelijk en begrenzend op kunt reageren. Zonder het conflict te laten escaleren

Wat is doelgericht of instrumenteel agressief gedrag?

Bij instrumentele agressie:

  • bedenkt de persoon het gedrag op voorhand;
  • gaat het om het bereiken van een doel: controle krijgen, dreigen of manipuleren;
  • blijft hij of zij rustig en beheerst, het gedrag is vaak berekend en koel.

Ook al kent het gedrag en het adrenalinepeil van de persoon een vrij vlak verloop, toch kan het omslaan naar frustratieagressie als de persoon zijn doel niet bereikt.

Hoe herken je doelgericht agressief gedrag?

De persoon:

  • probeert jouw emoties te bespelen - bijvoorbeeld door te vleien, medelijden op te wekken of door te dreigen;
  • zegt of doet dingen die je onzeker of bang maken;
  • blijft zelf kalm en in controle, terwijl jij uit je evenwicht raakt.

Duidelijke vormen van instrumenteel grensoverschrijdend of agressief gedrag zijn dreigementen en intimidatie. De dader suggereert dat jou of je omgeving iets nadeligs of verschrikkelijks zal overkomen als je niet meewerkt.

Maar er bestaan ook subtiele vormen. Denk aan passieve agressie, roddelen, manipulatie of discriminatie.

Hoe ga je ermee om?

Instrumentele agressie is een machtsmiddel. De persoon test jouw grenzen, zoekt naar controle en daagt je bewust uit. Respecteer de ander als persoon, maar niet het gedrag. Blijf altijd rustig en duidelijk. Laat je niet meeslepen in emoties of discussies. Maar confronteer, begrens en stel de ander voor de keuze. Volg dit stappenplan:

Sta stevig en adem rustig.
Kijk de ander recht aan.

Zeg wat je ziet en hoort. Begin met “ik”:
    
“Ik zie dat je heel dicht bij mij komt.”
    “Ik hoor dat je mij aanspreekt met ‘Juffrouwtje’.”

Vermijd jij-boodschappen, die maken het snel erger.

Hier kan je kiezen of je al dan niet aangeeft wat het effect daarvan is op jou:
    “Dat maakt me onrustig.”
    “Ik voel me hier ongemakkelijk bij.”

Soms kan dat de spanning verminderen, soms wakkert het net de agressie aan.
Twijfel je? Gebruik het eventueel als test.

Zeg of eis ermee op te houden.
    “Ik wil dat je daarmee stopt’

Zeg wat je wel wil en verwacht.
    “Neem wat meer afstand a.u.b”.

Stel de ander voor de keus:
    “Of je neemt meer afstand en dan praten we verder. Of je blijft zo dicht en dan beëindig ik dit gesprek. Wat kies je?”

Gebruik altijd de structuur “of… of …”. Dit geeft de ander een uitweg en voorkomt gezichtsverlies.
Vermijd “als… dan…” want dat klinkt snel als een bedreiging.

Laat een stilte. Laat de persoon kiezen. Geef geen verdere argumenten en ga niet in discussie. Dat geeft alleen maar extra munitie.

Stopt de persoon effectief met dit gedrag en gaat hij over tot kritiek of gezeur?
Buig dan om zoals je dat zou doen bij frustratieagressie: blijf rustig, vat samen en probeer terug naar de kern te gaan.

Gaat het gedrag toch verder? Voer de consequentie uit.

  • Stop het contact en ga weg.
  • Waarschuw een collega en vraag zo nodig hulp.