Beperk schade bij agressie met fysieke interventie

Met fysieke interventietechnieken breng je ernstig agressief gedrag van een persoon onder controle. Je zet ze in als laatste redmiddel bij ernstig en acuut gevaar voor de persoon zelf en/of andere personen. Dus enkel als laatste redmiddel wanneer preventieve interventies en alternatieven niet (langer) volstaan en wanneer niet ingrijpen meer schade zou betekenen. Het uitgangspunt is: zo min mogelijk, zo kort mogelijk en zo humaan mogelijk. 

Wat is fysieke interventie?

Fysieke interventie is direct lichamelijk contact dat de bewegingsvrijheid van een persoon beperkt, verhindert of belemmert.
Het gaat over een interventie waarbij de persoon door meerdere hulpverleners op een deskundige, veilige en humane wijze vastgehouden wordt om de bewegingsvrijheid sterk of volledig te beperken. Het kan gaan over het immobiliseren van de persoon tot de zelfcontrole herwonnen is of over het (zich laten) verplaatsen van de persoon op een fysiek gecontroleerde wijze. Bijvoorbeeld om de persoon uit de leefruimte te verwijderen of naar een beveiligde ruimte te brengen.
Andere termen die worden gebruikt zijn manuele interventie, of holding.

Principes voor het toepassen van fysieke interventietechnieken

Het is zeer belangrijk om deze technieken te kaderen binnen een brede visie op omgaan met agressief gedrag. Interventies moeten altijd geregistreerd worden.

Voor een verantwoord en effectief gebruik moeten de technieken strikt voldoen aan een aantal principes en uitgangspunten:

  • Menselijkheid: blijf in verbinding. Blijf je altijd richten tot de persoon. Noem regelmatig zijn naam en vraag hem continu om mee te werken. Zeg steeds wat je gaat doen en waarom je dat gaat doen.
  • Zuinigheid: grijp alleen fysiek in als elk ander middel zonder resultaat blijft en de situatie zo escaleert dat de veiligheid van de persoon zelf of omgeving in gevaar komt. Met andere woorden, wanneer niet ingrijpen meer schade zou betekenen.
  • Proportionaliteit: De maatregel en de wijze waarop de fysieke interventie wordt uitgevoerd, staan in verhouding met de ernst van de dreiging of het gevaar.
  • Subsidiariteit: Een meer ingrijpende maatregel is enkel toelaatbaar als een minder ingrijpende maatregel niet volstaat. Eens een meer ingrijpende maatregel is genomen dient men zo snel mogelijk over te gaan tot de minst erge maatregel.
  • Deskundigheid: zorg dat je opgeleid bent om deze technieken toe te passen en dat afspraken op papier staan. Als je met meerdere personen tegelijk fysiek ingrijpt, gebeurt dat steeds vanuit een gestructureerde opstelling met duidelijke afspraken en taakverdeling. Zo kan de interventie snel, ordelijk en voor iedereen veilig gebeuren. Doordat je opgeleid bent weet je van elkaar wat je gaat doen en dat je op elkaar kunt vertrouwen.
  • Veiligheid: fysieke interventie dient steeds op een voor iedereen veilige en verantwoorde manier toegepast te worden.

Waarom afstappen van de polsklem

Het gebruik van de polsklem is jarenlang een correcte fysieke interventie geweest waarbij lichamelijke effecten zoals pijn zoveel mogelijk beperkt werden. De laatste jaren zijn er meer en meer klachten rond het gebruik van de polsklem en dit door de pijn die er meer en meer wordt door veroorzaakt.
Heel wat trainers interventietechnieken die zich jaarlijks bijscholen via terugkomdagen beamen dit en vragen reeds jaren om een alternatief.

Trainers halen het volgende aan als oorzaak van de klachten rond de polsklem:

  • Door de vele personeelswissels komt het teamwerk, dat noodzakelijk is bij een interventie, in het gedrang. Medewerkers raken niet meer goed ingespeeld op elkaar waardoor de onzekerheid groeit en de polsklem meer aangehaald wordt, met meer pijn als gevolg.
  • Door personeelstekorten kunnen trainers zelf minder en/of korter trainingen geven. Ze zijn nodig in de werking op de afdeling/leefgroep. Daardoor is er geen ruimte om doorgedreven te oefenen.

Daarbij komt dat de huidige multidisciplinaire richtlijnen rond de preventie en toepassing van afzondering en fixatie in de brede residentiële jeugdhulp (p 64) en in de residentiële geestelijke gezondheidszorg voor volwassenen (p 66) het volgende zeggen omtrent fysieke interventies:
        Gebruik bij fysieke interventie uitsluitend technieken die schadelijke lichamelijke effecten
        minimaliseren 
om op die manier het risico op fysieke pijn of kwetsuren bij de
        zorggebruiker te vermijden.

Intussen is er een waardig alternatief uitgewerkt waarbij de controle vooral behouden wordt via het ellenboog - en schoudergewricht. Deze techniek wordt intussen met succes toegepast in een 450 - tal voorzieningen en scholen en wordt door kinesisten en artsen volledig anatomisch verantwoordt bevonden.